Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Inhoudsopgave
The Immune System (Parham)
Illustrated textbook of paediatrics (Lissauer)
Basisboek Jeudgezondheidszorg
MIM’s Medical Microbiology
Leerboek Psychiatrie (Doreleijers)
Basis Histology (Junquiera)
Parham
Ontwikkeling B-cel | In het beenmerg ontwikkelen hematopoetische stamcellen zich tot common-lymfoide-progenitor-cels (CPL-cel). Deze ontwikkelen zich verder tot B-cellen in zes stappen: 3) Positieve selectie 5) de B-cellen die door infecties geactiveerd worden gaan prolifereren 6) differentiatie van B-cellen waardoor plasmacellen ontstaan die antilichamen maken en waaruit geheugencellen gevormd kunnen worden. |
Negatieve selectie (B-cel) | Identificeren en tot apoptose laten gaan van cellen die reageren op lichaamseigen componenten. Dit proces begint in het beenmerg en gaat door tot in de secundaire lymfoide organen. |
Positieve selectie (B-cel) | De onvolwassen B-cel moeten vechten voor de beperkte aantal plaatsen in de follikels van de secundaire lymfoide weefsels. Waar ze verder uit rijpen tot volwassen B-cellen. Dit proces noem je positieve selectie. |
Pro- B cellen | De functie van dit stadium is de vorming van een zware keten van het immunoglobuline (IgM). Aan het eind van deze fase moet deze cel twee dingen kunnen IgM tot expressie brengen en lichte ketens kunnen binden. |
Zware keten | Om de zware keten te vormen worden er een aantal genen herschikt. Eerst D met J en daarna DJ met V. Non-productive rearrangements er wordt geen functioneel eiwit gevormd. |
Pre-B cel | Wanneer de ontwikkelende B-cel een zware keten voor IgM heeft gevormd noem je het een pre- B cel. En vervolgens wordt de lichte keten gevormd. |
Allelische exclusie | Aanpassingen in de aanmaak van B-cellen waardoor geen enkele B-cel op elkaar lijkt. Dit maakt ons immuunsysteem sterker. |
Lichte keten | Er bestaan twee soorten lichte ketens: kappa en labda. Bij de herschikking van de V-J genen voor de lichte keten worden als eerste de kappa-vorm ‘geprobeerd. Op beide chromosomen wordt de gen rearangement toegepast Als dit op beide niet lukt wordt pas de labda uitgeprobeerd. Bij de lichte keten zijn er dus 4 kansen aanwezig om een geslaagde immunoglobuline te produceren. |
RAG- genen | Deze genen zijn nodig voordat de herschikkiing van zowel zware als lichte genen. Als de rearrangement succesvol is zal de transcriptie van deze genen worden gestopt. |
TdT | Het enzym dat N-nucleotiden toevoegt tussen de losse gensegmenten. |
Pax-5 | Is een belangrijke receptor op de B-cel die ervoor zorgt dat de B-cel daadwerkelijk richting een B-cel ontwikkelt. |
CD5-glycoproteine | Er zijn enkele B-cellen die niet precies de normale route van ontwikkeling volgen. Een aantal B-cellen ontstaan tijdens de embryonale ontwikkeling. Deze hebben CD5 glycoproteinen op hun celoppervlak, iets wat anders alleen bij T-cellen aanwezig is. |
B-1-cellen | De hierboven besproken cellen die aangemaakt zijn in de prenatale periode en de CD5-glycoproteinen tot expressie brengen. In de loop van de jaren worden ze steeds minder aangemaakt, en op volwassen leeftijd helemaal niet meer. Ze maken geen geheugencellen aan, en blijven alleen voortbestaan omdat ze delen. De antilichamen zijn polyspecifiek, dat wil zeggen dat ze aan allerlei antigenen kunnen binden. |
B-2-cellen | De B-cellen die zich gedurende het leven ontwikkelen, en niet vallen onder B-1-cellen, zijn B-2-cellen. Deze brengen diverse antigenen tot expressie. |
Onvolwassen B-cel | Wanneer zowel de zware als lichte ketens zijn gevormd en op het oppervlak zijn geplaatst noemen we de B-cel. Wanneer een onvolwassen B-cel niet reageert op het eigen lichaam kan de cel verder gerijpt worden. Pas dan mag de B-cel het beenmerg verlaten. |
Stromale cellen | In het beenmerg is de B-cel afhankelijk van stromale cellen. De B-cel hecht zich aan het membraan van de stromale cel. Vervolgens produceert de stromale cel een aantal groeifactoren. |
Receptor editing | Het proces waarbij een onvolwassen B-cel die reageert op het eigen lichaam wordt omgevormd tot ene B-cel die niet reageert op het eigen lichaam. Als de B-cel ondanks deze actie toch nog op het eigen lichaam reageert gaat de cel in apoptose |
Anergische B-cel | B-cellen die op het eigen lichaam reageren maar niet in apoptose zijn gegaan. Deze cellen worden inactief gemaakt. Deze cellen gaan IgM en IgD maken. Er wordt daarbij voorkomen dat IgM zich gaat vormen tot een functionele receptor. Deze cellen presenteren zich dus met slechts IgD-receptoren, die niet actief zijn. De anergische cellen mogen de periferie in, maar leven daar slechts 1-5 dagen. |
Centrale tolerantie | Het proces in het beenmerg waarbij de zich ontwikkelende B-cel drie mogelijkheden heeft: - het overleeft en maakt een functionele receptor die niet op het eigen lichaam reageert - gaat dood d.m.v. apoptose - het wordt anergisch. |
Rijping in secundair lymfoide weefsel | Wanneer de B-cellen uit het beenmerg komen zijn ze nog niet actief. Ze brengen veel IgM tot expressie en een klein beetje IgD. De verdere rijping verloopt in de secundair lymfoide weefsels. |
Hoog endotheliale venulen (HEV) | Via kleine bloedvaatjes komen de B-cellen de secundair lymfoide organen binnen. Deze vaatjes noemen we HEV. |
Folliculaire dendritische cellen (FDC’s) | In de secundair lymfoide organen vinden we de zogenaamde FDC’s. Binding tussen een B-cel en een FDC’s zorgt voor verdere uitrijping. Nu is het een volwassen B-cel. Wanneer de B-cel geen antigeen tegenkomt laat het de FDC’s los en gaat het terug de circulatie in. |
Naieve B-cell | Volwassen B-cellen die nog geen antigeen zijn tegengekomen |
Plasmacel | Wanneer de B-cel in de secundair lymfoide organen wel een antigeen tegenkomt wordt de B-cel naar een T-cel specifiek gebied gestuurd. Daar wordt de B-cel geactiveerd door specifieke CD4 T-cellen. Na deze activatie vormt de B-cel zich tot plasmacel. |
Thymus | In dit primaire lymfoide orgaan worden vanuit de CPL’s (die afkomstig zijn uit het beenmerg) 2 type cellen: |
Voorloper T-cel | De cellen die vanuit het beenmerg naar de thymus reizen zijn nog niet bestempeld tot T-cel. Pas wanneer er interactie is met stromale cellen zet deze ontwikkeling zich in. |
Notch-1 | Dit is een belangrijke receptor die zich bevindt op het celoppervlakte van de T-cel. Deze zorgt ervoor dat de cel een T-cel wordt en geen B-cel |
Dubbel-negatieve thymocyten | De cellen waarbij de genherschikking begint en het vormen van de T-cel receptor. Deze thymocyt kan zowel tot alfa:beta T-cel vormen als gamma:lapda T-cel. De DN thymocyt begint met het herschikken van beta, gamma en lapda genen. Er ontstaat een soort competitie, waarbij er een aantal opties zijn |
Dubbel positieve thymocyten | Wanneer er een beta keten gevormd is, wordt de gen herschikking stopgezet. De beta keten owrdt in een eiwit gezet, dat de pre-T-cel receptor wordt. De cel prolifereert en vormt zowel CD4 als CD8 co-receptoren. De cel is nu een dubbel positieve thymocyt. |
Positieve selectie T-cel | Dit bestaat uit het kijken of de gevormde T-cel kan binden aan het MHC-molecuul. |
Negatieve selectie T-cel | De negatieve selectie bestaat uit het elimineren van die T-cellen die binden aan MHC-moleculen. Belangrijkste cellen hierbij zijn de dendritische cellen uit het beenmerg en macrofagen. |
AIRE | Epitheelcellen van de thymus hebben een belangrijke functie. Ze moeten in staat zijn om de T-cellen te controleren op het aanvallen van eigen weefsel. Om te zorgen dat ze op allerlei soorten weefsel (pancreas, lever etc) kunnen checken bevatten ze AIRE. Dit is een transcriptiefactor die het mogelijk maakt allerlei soort weefsel te maken. |
Antigeen presenterende cellen | Activatie van rijpe T-cellen is alleen mogelijk via APC’s. De APC’s migreren van de plaats van infectie naar de secundair lymfoide organen. Hier presenteren ze het antigeen, waarmee ze T-cellen activeren. |
MHC-1 | Antigeen dat wordt verwerkt via een receptor gemedieerde endocytose worden in lysosomen afgebroken. De overblijfselen worden gepresenteerd aan CD-4 |
MHC-2 | Virussen worden opgenomen via fagocytose of macropinocytose. Ze worden afgebroken en aan CD-8 cellen gepresenteerd via MHC-1. |
Co-stimulatie | Een T-cel wordt pas geactiveerd wanneer deze een werkend MHC molecuul bindt. En daarnaast ook co-stimulatie plaatsvindt. |
Naieve T-cellen | Wanneer een T-cel niet geactiveerd wordt in de secundaire lymfoide organen blijven deze jaren circuleren door het lichaam. |
Effector T-cellen | Wanneer de T-cel geactiveerd wordt door een antigeen, gaan ze differentiëren. Ze migreren vervolgens naar de plek van infectie. Dit zijn effector T-cellen. |
Il-2 | Voor de proliferatie van T-cellen is deze stof noodzakelijk. Il-2 wordt door de T-cellen zelf geproduceerd. |
CD-4 cellen | Dit type T-cel noemen we ook wel T-helper cellen. Waarvan we twee type kennen: Th1-cellen: deze hebben als doel macrofagenactivatie, ontstekingsreactie, fagocytose. Cel-gemedieerde afweer. Wanneer een CD-4 cel gevormd is kan deze afreizen naar het bloed. (alleen th2 cellen blijven achter) |
CD-8 cellen | Voor de vorming tot CD-8 cellen zijn dendritische cellen nodig. De cellen gaan vervolgens zelf IL-2 wat zorgt dat hij differntieerd en prolifereert. Wanneer de CD-8 cel gevormd is kan deze afreizen naar het bloed. |
Primaire immuunreactie | N een infectie blijven de gevormde antilichamen een tijdje in het lichaam. Na enige tijd zijn ze allemaal dood. Dit deel van onze immuunrespons noemen we primaire immuunrespons. |
Secundaire immuunreactie | Een tweede reactie met hetzelfde antigeen geeft een snellere reactie. Dit komt door de vorming van geheugen T-cellen en geheugen B-cellen. |
IgM | IgM is het eerste antilichaam dat gevormd wordt in het lichaam. Ze kunnen sterk binden, het enige nadeel is dat ze erg groot zijn en moeilijk te transporteren zijn. |
IgA | Beschermt mucosale oppervlakten van het lichaam (ogen, keel etc.) |
IgG | IgG wordt in grote hoeveelheden aangemaakt bij herhaald contact met een antigeen. En is het enige antigeen dat de placenta kan passeren. |
IgE | Dit antilichaam bindt snel aan een Fc-receptor. De Fc-receptor zit ook op mestcellen, maar ook op basofiele en eosinofiele granulocyten. |
Ring van Waldeyer | In de mond is een ring van lymfoid weefsel te vinden. Dit nomen we de ring van Waldeyer de verschillende tonsillen. Deze zorgen voor een goede afweer tegen de micro-organismen die we via ons voedsel binnen krijgen. |
Peyerse plaat | Secundair lymfoid weefsel dat zich bevindt in de dunne darm. In de peyerse plaat liggen verschillende cellen van ons immuunsysteem: |
Microfold cel (M-cel) | Bevinden zich in het epitheel van de darmen. En nemen antigenen op, en geven deze aan de basale kant door aan de peyerse plaat. |
Primaire immunodeficienties | Veroorzaakt door genetische factoren |
Secundaire immunodeficienties | Veroorzaakt door omgevingsfactoren. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld medicatie. |
Gevoeligheidsreacties | We kennen vier type: type 2: wordt veroorzaakt door moleculen die zich op de menselijke cellen bindt. Hierdoor worden deze cellen als niet menselijk beschouwd, en wordt er een IgG reactie op gang gebracht. Type 4: deze worden veroorzaakt door T-cellen die onjuist reageren. |
Allergische rhinitis | Wanneer allergenen geïnhaleerd worden en een milde reactie opwekken. Dit leidt tot geïrriteerd neusepitheel en oedeem. |
Allergische conjunctivitis | Wanneer ten gevolge van een rhinitis er ook oogklachten ontstaan noemen we dit een allergische conjunctivitis. |
Astma | Wanneer er na inhalatie van antigenen ernstigere klachten ontstaan die leiden tot een chronisch beeld noemen we dit astma. |
Huidallergie | Allergenen die mestcellen in de huid activeren veroorzaken jeukende bultjes urticaria of netelroos. |
Histamine | Wanneer een antigeen bindt aan een IgE-molecuul op een mestcel ontstaat degranulatie binnen enkele seconde. Eer komt histamine vrij. Histamine zorgt voor verschillende reacties via de volgende receptoren H1, H2 en H3. |
Leukotriёnen | Deze cellen zorgen ook voor een ontstekingsreactie. En worden aangemaakt door de aanwezigheid van histamine. Histamine zorgt voor de eerste ontstekingsreactie, en vervolgens nemen de leukotrienen dit over. |
Prostaglandinen | Dit zijn stoffen die door de mestcellen worden afgegeven. En zorgen voor dilatatie en verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten. Ook trekt het neutrofielen aan. |
Illustrated textbook of paediatrics (Lissauer)
Ontwikkelingsvelden | Er zijn vier velend van ontwikkeling te onderscheiden: |
Algemene ontwikkelingsachterstand | Dit houdt in dat de ontwikkeling op alle velden zijn aangedaan. Dit komt naar voren in de eerste twee levensjaren. |
Abnormale motorische achterstand | Hierbij is er alleen een achterstand in de grove motorische ontwikkeling. Deze problemen komen meestal naar voren tussen de 3 maanden en 2 jaar. |
Ontwikkelingsvertraging | Er zijn verschillende oorzaken voor ontwikkelingsvertraging te onderscheiden. Postnataal trauma, infectie (meningitis), anoxia |
Gehoorstesten bij een zuigeling | Er zijn verschillende methodes om het gehoor van een zuigeling te testen: |
Gehoorsafwijkingen | Er zijn twee type gehoorsafwijkingen |
Visuele afwijkingen | Bij visuele afwijkingen op latere leeftijd onderscheiden we twee type: 2) paralytisch: een zelden voorkomende verlamming van de motorische zenuwen |
Refractieve afwijkingen | Hypermetropie: ver weg zien |
ALTE | Apparent lif-threatening events: dit is een combinatie van apnoes, kleurverandering en verandering van de spiertonus |
SIDS | Sudden infancy death syndroom: hierbij is er geen aanwijzbare oorzaak voor het overlijden, treedt meestal op tussen de 2-4 maanden. Dit komt tegenwoordig nog maar zelden voor, doordat er goede maatregelen ter preventie worden genomen. Maatregelen kinderen op de rug in slaap laten vallen, niet te veel dekens, ouders moeten niet roken in aanwezigheid van hun kinderen, ouders moeten snel medische hulp inschakelen als hun kind zich onwel voelt, ouders moeten hun kind in de eerste 6 maanden op hun slaapkamer laten slapen, ouders moeten voorkomen dat ze hun kind mee naar bed nemen als ze moe zijn of alcohol hebben gedronken, ouders moeten voorkomen om met hun kind op de bank of stoel in slaap te vallen. |
Pubertas praecox | De ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken voor de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens. En komt vaaker voor bij meisjes dan bij jongens. Hierbij onderscheiden we twee typen: |
Vertraagde puberteit | Dit wordt gekenmerkt door de afwezigheid van puberteit bij 14 jaar bij meisjes en bij 15 jaar voor jongens. Dit probleem komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Bij jongens is het meestal familiar, of wordt het veroorzaakt door een dieet of extreem fysieke training. Bij meisjes moet er gekeken worden naar karyotypering. |
Hypergonadotroop hypogonadisme | Er is geen testosteron of oestrogeen waardoor GnRH en LH/FSH enorm verhoogd zijn. |
Hypofysair hypogonadisme | LH/FSH is er niet waardoor GnRH enorm is verhoogd en testosteron en oestrogeen afwezig zijn. |
Hypothalaam hypogonadisme | GnRH is er niet waardoor LH/FSH, testosteron en oestrogeen enorm verlaagd zijn |
Failure to thrive | Deze term wordt gebruikt voor minder optimale gewichtstoename. Oorzaken kunnen worden onderverdeeld in organisch of niet-organisch. |
Malnutritie | Verminderde inname. |
Marasmus | Ernstige proteine-energie-malnutritie kan leiden tot marasmus laag gewicht en lengte, geen oedeem, huidplooidikte is afgenomen, apatische toestand |
Kwashiorkor | Ernstige proteine-energie-malnutritie kan leiden tot kwashiorkor oedeem, waarbij het gewicht niet eens afwijkend hoeft te zijn. |
Rachitis | Wanneer botten onvoldoende mineraliseren spreek je van rachitis (bij volwassenen noem je dit osteomalacie). |
Meningitis | Ontsteking van de hersenvliezen, dit kan worden aangetoond door ontstekingscellen in de liquor. Hierbij geldt dat de virale infectie niet zo ernstig is, maar de bacteriële vorm wel. |
Humane herpes virus | Er zijn tot nu toe 8 verschillende vormen gevonden: |
Norovirussen | Zorgen voor 50% van de gastro-enteritisepisoden. |
Latente infectie | Gastheercel herbergt virus in potentieel actieve toestand, wanneer er een trigger voor replicatie optreedt, wordt het heractiveert. Een goed voorbeeld hiervan is gordelroos. |
Retrovirussen | Bouwen linear DNA in het genoom van de gastheercel. |
Mediaanleeftijd | De leeftijd waarop de helft van de kinderen uit een standaard populatie iets kan. |
Limietleeftijd | Zijn die leeftijden waarbij een bepaalde vaardigheid zou moeten zijn geleerd. |
Ontwikkelingvertraging | Er zijn in verschillende levensstadia, verschillende signalen voor vertraagde ontwikkeling: Perinataal problemen tijdens de geboorte (bv. Asfyxie), prematuur en dysmorfe kenmerken Kindertijd algemene achterstand in de ontwikkeling, asymmetrische ontwikkeling, visie of gehoorproblemen, dysmorfe kenmerken Kleuter spraak en taalachterstand, weinig sociale vaardigheden, klunselige motorische vaardigheden Schoolleeftijd problemen met balans en coördinatie, leerproblemen, hyperactiviteit, slechte sociale vaardigheden |
Oorzaken voor ontwikkelingsvertraging | Prenataal genetisch (chromosoomafwijkingen), vasculair (bloeding, afsluiting), metabool (hupothyreoidie, phenylketonurie), teratogeen (alcohol en drugs), congenitaal (rubella, CMV, HIV, toxoplasmose) Postnataal infectie (meningitis, encephalitis), anoxia (verstikking), trauma (hoofdletsel), metabool (hypoglycaemie), vasculair (beroerte) |
Cerebrale parese | Houding-/bewegingsstoornis ten gevolge van een stationaire beschadiging van de hersenen in het 1e levensjaar (prevalentie: 2/1000). De oorzaak is in de meeste (80%) gevallen een vasculaire occlusie. We onderscheiden verschillende types: ledematen. |
Lengte kind | Afhankelijk van de lengte van de moeder en de voedingstoevoer vanuit de placenta. De lengte van het kind is onafhankelijk van de lengte van de vader. Na de geboorte is de voedingstoestand ook bepalend voor de groei. Tijdens de kindertijd blijft een goede voedingstoestand noodzakelijk. In de puberteit is de groei afhankelijk van hormonen. |
Puberteit beide geslachten | - acne ontwikkeling - okselhaar - veranderingen in lichaamsgeur - gedragsveranderingen |
Puberteit meisjes | - Borstontwikkeling: tussen de 8.5-12.5 jaar |
Puberteit jongens | - testiculaire vergroting tot 4ml. Dit is het eerste teken van de puberteit - schaamhaar groei, volgt op testiculaire vergroting en begint meestal tussen de 10-14 jaar |
Korte lengte | Een lengte die -2 SD onder de mediaan ligt. Oorzaken: familiar bepaald, IUGR, kinderen met vertraagde puberteit, endocrien (hypothyreoidie, GH-deficientie, cushing syndroom), chronische ziekte en ondervoeding, chromosomale afwijkingen. Behandeling bestaat veelal uit toedienen van groeihormomen. |
Extreem korte lengte | Oorzaken hiervoor: resistentie tegen groeihormoon (laron syndroom), dwerggroei, ISS, SHOX |
Lange lengte | Oorzaken hiervoor: familiar, obesitas, hyperthyreioidie, sydromen (marfan, klinefelter). |
Microcephalie | Microcephalie is een hoofdomtrek van midner dan het 2e percentiel. Oorzaken: familiair, autosomaal recessieve aandoening, congenitale infectie, hypoxie, menigitis |
Macrocephalie | Macrocephalie is een hoofdomtrek van meer dan het 98e percentiel. Oorzaken: lange lengte, familiar, verhoogde intracraniele druk, hydrocephalus, chronische subduraal hematoom, cerebrale tumor, sotos syndroom. |
Craniosynostose | De schedelnaden fuseren te vroeg. Normaal gesproken fuseren de naden tijdens de kindertijd maar is pas definitief tijdens de late kindertijd. Premature fusie kan leiden tot een afwijkend hoofd. |
Premature sekse ontwikkeling | De ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken voor de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens. |
Vroegrijpe puberteit | Oorzaken voor vroegrijpe puberteit kunnen we onderverdelen in twee type:
Een andere manier om oorzaken te onderscheiden is: 1) centraal: de oorzaak ligt bij de hypofyse 2) niet- centraal: de oorzaak ligt in de bijnier. |
Vroegrijpe puberteit bij vrouwen | Dit is meestal idiopatisch. Organische oorzaken zijn zeldzaam. |
Vroegrijpe puberteit bij mannen | Komt zelden voor. Heeft wel vaker een organische oorzaak. Daarom moet er bij mannen een MRI gedaan worden om hersentumoren uit te sluiten. |
Vertraagde puberteit | Dit wordt gekenmerkt door de afwezigheid van puberteit bij 14 jaar bij meisjes en 15 jaar bij jongens. Dit probleem komt, in contrast tot een vroege start van de puberteit, vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Meestal is dit familiair. Andere oorzaken zijn extreem veel fysieke training of een dieet. Bij meisjes moet er gedacht worden aan het Turner syndroom. |
Ondervoeding | Te weinig calorische intake. Dit leidt tot groeirestrictie en wordt geassocieerd met CHD, beroerte, diabetes en hypertensie op volwassen leeftijd. |
Failure to thrive | Minder optimale gewichtstoename. Oorzaken hiervoor kunnen verdeeld worden in twee groepen: |
Malnutritie | Is een verminderde inname van de juiste hoeveelheid voedingstoffen die benodigd zijn. Denk hierbij aan ijzerdeficiëntie wat nog steeds veel voorkomt in ontwikkelingslanden. Behandeling bestaat uit toedienen van voeding en supletie van elektrolyten. Er moet worden opgepast voor een te snelle voedinginname, dit kan leiden tot diarree. |
Marasmus | Ernstige proteine-energie-malnutritie leidt tot marasmus. Het gewicht is -3SD onder de mediaan bij de lengte die erbij hoort. Er is geen oedeem, de huidplooidikte is ernstig verminderd en kinderen zijn apatisch. |
Kwashiorkor | Dit is een andere manifestatie van een ernstige proteïne malnutritie. Hierbij is er gegeneraliseerd oedeem. Het gewicht hoeft niet heel afwijkend te zijn (mede door het oedeem). Andere kenmerken zijn: uitslag, hyperkeratose, opgezette buik, vergrootte lever, stomatitis, gedepigmenteerde haren, diarree, hypothermie, bradycardie, hypotensie. |
Vitamine D deficiëntie | De oorzaak is doorgaans te weinig intake of een defect in het metabolisme van vitamine D. Hierdoor ontstaat een laag serum calcium, als compensatie wordt het serum calcium verhoogd door de afgifte van parathyroide hormoon. Waarbij bot gedemineraliseerd wordt. Hierdoor kunnen botdeformaties en rachitis ontstaan. Daarnaast moet gelet worden op symptomen van hypocalciaemie: epileptische aanvallen, neuromusculaire irritatie en stridor. |
Rachitis | Het falen van mineralisatie van de groeiende botten. Het valen van de mineralisatie van volwassen botten is osteomalacie. De oorzaak kan liggen in verminderde intake van calcium en vitamine D, maar ook malabsorptiestoornissen. |
Vitamine A-deficientie | Dit leidt tot blindheid, nachtblindheid, verhoogde kans op infecties (vooral mazelen). |
Meningitis | Is een ontsteking van de hersenvliezen en kan worden aangetoond als er ontstekingscellen in de liquor zitten. Virale meningitis is niet zo ernstig en gaat doorgaans vanzelf over. Bacteriële meningitis is ernstiger. Hierbij overlijdt 5-10%. Van de overlevenden heeft 10% neurologische schade.
Symptomen: hoofdpijn, nekstijfheid, fotofobie. Ook kunnen er tekenen zijn van shock. |
Encepahlitis/encephalopathie | Hierbij is er geen ontsteking van de hersenvliezen, maar van het hersenweefsel zelf. |
Toxische shock syndroom | Staphylococcus areus en groep A streptokokken kunnen dit syndroom veroorzaken. Dit syndroom wordt gekenmerkt door: - koorts - diffuse erythematous |
Necrotiserende fasciitis/cellulitis | Ernstige subcutane infectie. Er ontstaan necrotiserende plekken, ernstige pijn en systemische ziekte. Dit akn worden veroorzaakt door staphylococcus aureus of groep A streptokokken. Behandeling: antibiotica iv. En chirurgisch ingrijpen door het verwijderen van het necrotiserende weefsel. |
Humaan herpes virus | Er zijn tot nu toe 8 verschillende virussen gevonden: - Varicella zoster virus de eerste infectie met deze bacterie leidt tot de waterpokken. Daarna gaat het virus in een soort slaapstand. Heractivatie van het virus leidt tot gordelroos. |
Enterovirussen | Hieronder vallen onder andere poliovirus, echovirus en coxsackie virus. Veel voorkomende oorzaak van infectie tijdens de kindertijd. Meestal in de zomer en herfst. |
Allergische reactie | Dit ontstaat als het immuunsysteem een respons initieert tegen een niet bedreigende stimulus. |
Atopie | Een persoonlijk, vaak familiair, voorkomen om IgE te maken als reactie op normale blootstelling aan potentiële allergenen. Sterk verbonden aan astma. |
Kroep | Een laryngotracheale bronchitis waarbij de mucosa ontstoken is. Verhoogde secretie van mucus en oedeemvorming. Komt voor tussen de 6 maanden en 6 jaar, met een piek in het tweede levensjaar. Psuedokroep is een ernstigere vorm. |
Acute epiglottis | Levensbedreigende respiratoire obstructie, waarbij een enorme zwelling van de epiglottis ontstaat. |
Bronchitis | Acute bronchitis bij kinderen vertoont hoest en koorts als de belangrijkste symptomen |
Bronchiolitis | De meest voorkomende ernstige respiratoire infectie. Meestal bij kinderen tussen de 1-9 maanden. |
Astma | Komt voor bij 15-20% van de kinderen. Diagnose is te stellen op basis van recidiverend hoesten en piepen |
Potter syndroom | Afwezigheid van beide nieren: renale agnesie |
Multicystische dysplastische nier | De nier is vervangen door cysten. Er is geen nierweefsel. Wanneer dit bilateraal is spreek je van het potter syndroom |
Autosomaal recessieve polycystische nierziekten | Ook hierbij zijn beide nieren aangedaan door cysten. Echter wel met behoudt van de functie. |
Hoefijzernier | Als de onderste polen van beide nieren met elkaar verbonden zijn |
Urineweginfecties | Meest voorkomende oorzaak is een infectie met E.coli. Bij kinderen met een urineweginfectie moet er altijd gedacht worden aan organische afwijkingen: - anatomische afwijkingen aan de urinewegen - vesico-ureterale reflux |
Vesico-ureterale reflux (VUR) | Is een afwijking van de vesico-ureterale junctions. De ureteren komen normaal gesproken in de blaas via een bepaalde hoek. Dit is bij deze afwijking niet zo. Waardoor urine makkelijker terug kan stromen. Een milde vorm is vaak niet erg. |
Liesbruek | Bij kinderen wordt dit meestal veroorzaakt door een nog openstaande processus vaginalis. Dit komt het meeste voor bij jongens aan hun rechterzijde. |
Cryptorchidisme | Niet ingedaalde testis. |
Hypospadias | Een afwijking waarbij de opening van de urineweg op het lichaam van de penis zit. Dit moet chirurgisch gecorrigeerd worden. |
Besnijdenis | Er zijn een aantal medische indicaties voor besnijdenis: - steeds terugkerende urineweginfecties |
Ziekte van Hirsprung | Innervatiestoornis waardoor er incontinentie ontstaat. Bij kinderen met spina bifida komt dit vaker voor. Behandeling bestaat uit dieetadviezen, toilettrianing en laxeermiddelen |
Basisboek JGZ
Efficacy | Doet het wat het moet doen |
Effectiveness | Werkt het in praktijk ook zoals het bedoeld is |
Effficiency | Wegen de kosten op tegen de gezondheidswinst |
Vaccinatieprogramma Nederland | Geboorte: Hepatitis B (bij kinderen van moeders met HBV) 3 mnd: herhaling maand 2 vaccin 11 mnd: herhaling maand 2 vaccin 4 jaar: DTP en polio vaccin 9 jaar: drifterie tetanus en polio 12 jaar: HPV en hepatitits B |
DTP vaccinatie | Vaccinatie ter bescherming tegen: Drifterie Tetanus Pertussis, waarbij pertussis staat voor kinkhoest |
IPV | Injecteerbaar polio vaccin |
HiB | Haemophilus influezae type b vaccin |
Pnc7 | Pneumokokken vaccin |
MMR | Vaccin tegen de bof |
Drifterie | Is een ernstige keelontsteking. De ziekte kan verstikkingsgevaar veroorzaken en het hart en zenuwstelsel aantasten. |
Tetanus | Veroorzaakt door de bacterie clostridium tetani. Tetanus kan leiden tot een verkramping van de kaakspieren, slikklachten en ademhalingsproblemen. Zonder behandeling is tetanus dodelijk. |
Kinkhoest | En infectie veroorzaakt door bordetella perussis bacterie. Geeft enorme hoestbuien met mogelijk schade aan longen, overgeven ondervoeding etc. |
Polio | Verloopt meestal asymptomatisch, maar bij sommige kinderen leidt een infectie met het poliovirus tot meningitis of paralytische polio (verlamming) |
Influenza type B | Een virus dat ernstige verschijnselen geeft: OMA, pneumonie, meningitis of sepsis. |
Pneumokokken | Een verzamelnaam voor ziekten die worden veroorzaakt door de bacterie streptococcus pneumoniae. Er bestaan 92 type van deze bacterie. |
Hepatitis B | Dit is een acute of chronische leverontsteking die kan leiden tot leverfalen of leverkanker. |
Bof | Dit is een ziekte van de speekselklieren die in enkele gevallen kan leiden tot een hersenvliesontsteking. |
Mazelen | Mazelen kunnen een kind heel ziek maken, met hoge koorts, hoesten en huiduitslag. |
Rode hond | Dit wordt veroorzaakt door het rubella virus, dat alleen bij mensen voorkomt. Besmetting verloopt door hoesten en niezen. Kenmerken zij een roze-rode huiduitslag over het hele lichaam. |
Meningokokken C | Een verzamelnaam voor ziekten die veroorzaakt worden door de bacterie neisseria meningitidis. Er bestaan meerdere groepen van deze bacterie. |
MIMS
Mycologie | Bestuderen van schimmels en gisten |
Prokaryoten | Bacterieen zijn prokaryoten, de overige organisme zijn eukaryoten Kenmerken: - circulair DNA |
Eukaryoten | Kenmerken: - deling middels mitose - DNA zit in de vorm van chromosomen in de kern |
Micro-organisme | We kennen vier type micro-organisme: virussen, bacteriën, protozoën en schimmels. |
Bacteriën | De bacteriën kan middles een kleuring en microscopische analyse bepaald wordne om welke bacterie het gaat: Bolletjes kokken
Verder kun je bacteriën onder verdelen op basis van gramkleuring: Gram-positief dikke peptidoglycaanlaag = paars Gram- negatief dunne peptidoglycaanlaag = roze |
Flagellen | Zijn filamenten die als een staart uit een cel steken. Dit verbeterd het transport van de cel. |
Pili | Naast flagellen kunnen bacteriën vaak ook pili hebben, dit zijn een soort fimbriae en zijn stijver dan flagelle. |
Congenitale infecties | infecties voor de geboorte. Dit leidt vaak tot overlijden van de foetus of congenitale malformaties. Voorbeelden hiervan zijn: rubella, CMV, HIV, parvovirus (zijn er nog veel meer!) |
Congenitale Syfilis | Dit is een zeldzame infectie, maar komt vaker voor in onderontwikkkelde landen. Klinische symptomen: rhinitis, huid en mucosale laesies, hepatosplenomegalie. |
Toxoplasmose | De incidentie en schade stijgt van 14% bij overdracht in het eerste trimester, tot 59% in het tweede trimester. Voor dit virus geld dat er geen vaccinatie beschikbaar is, en voorlichting over preventie belangrijk is. |
Perinatale infecties | Infecties tijdens en rond de geboorte. Varicella zoster virus kan in de eerste 20 weken ledemaat afwijkingen geven. Andere voorbeelden van infecties die tijdens de bevalling overgedragen kunnen worden zijn: E. coli, proteus, bacteroides (zijn er nog veel meer!) |
Theorieën over het ontstaan van virussen | Over het ontstaan van virussen bestaan verschillende theorieën: - regressie (degeneracy hypothesis) kleine zelfstandige levensvormen zijn cellen/bacteriën gaan parasiteren en hebben daarna een groot aantal genen verloren - vagrancy hypothesis: stukjes DNA, afkomstig van mobiele genetische elementen zoals plasmiden en transposons hebben zich georganiseerd. |
Kenmerken virussen | - genetisch materiaal in de vorm van RNA of DNA |
Fases in infecties door virussen |
|
Eclips fase | Moment waarop het virus zich in de cel bevindt, maar niet infectieus is. |
Humane herpes virussen | Dit is een verzamelgroep van verschillende herpesvirussen; Herpes Simplexvirus, Varicella-zosterviurs, Epstein-bBarrviurs, Cytomegalovirus, Humaan herpes viurs type 6,7 en humaan herpes virus type 8 |
Epstein-barr virus | Veroorzaakt mononucleosis infectiosa, beter bekend als Pfeiffer |
Herpes Simplex virus | HSV1 koortslip |
Humaan herpes virus type 6 &7 | Symptomen zijn exanthema subitum en roseola infantum |
Lytische infectie | Virus leidt tot dood van de gastheercel (influenza, polio en rotavirus) |
Latente infectie | Gastheercel herbergt virus in potentieel actieve toestand |
Persisterende infectie | Er is wel replicatie maar op laag niveau. Er is een symptoomloze, infectieuze drager |
Celtransformatie | Gastheercel transformeert naar cel met kankerkarakteristieken. |
Prionen | Kenmerken; |
Normale huidflora | Staphylococcus aureus en sthaphylococcus eppidermis. Functie hiervan is om zuren te produceren om op die manier andere bacteriën ervan te weerhouden om binnen te dringen |
Normale Dunne darm flora | Duodenum en eerste deel jejunum: lactobacilli en streptococci Functie van deze bacteriën is dat ze stofjes maken die een antibacteriële werking hebben. |
Normale darmflora | E.coli bacterie. Functie van deze bacteriën is dat ze stofjes maken die een antibacteriële werking hebben. |
Commensalisme | Een vorm van symbiotische relatie. Een organisme leeft onschuldig op of in het lichaam van een groter organisme. Zij zoeken hier dekking en leven soms van het lichaam van een ander. Een voorbeeld hiervan is de E.coli bacterie. |
Mutualisme | Een vorm van symbiotische relatie. Beide organisme hebben voordeel van het samenleven. Meestal is de samenlevingsvorm voor in ieder geval 1 organisme noodzakelijk. |
Parasitisme | Een vorm van symbiotische relatie. Bij deze samenlevingsvorm is alleen het micro-organisme in het voordeel. En het kan zelfs pathogene werking hebben op de gastheer. |
Urineweginfectie (UWI) | We onderscheiden hierin twee type: - UWI die ontstaan is in de bevolking. Belangrijkst oorzaak van UWI is E. Coli (80% in niet ziekenhuisinfecties) Virale urineweginfecties zijn zeldzaam. |
Acute urineweginfectie | Symptomen hiervan zijn: dysurie, urgentie, en frequente mictie. |
Dorelijers
Autoritaire controle | Machtsuitoefening door strikte regels, straffen etc. |
Autoritatieve controle | Hierbij gaat het om uitleg geven bij regels en informatie en aanwijzingen geven door beroep te doen op de verantwoordelijkheden van het kind. |
Transactionele beïnvloeding | Opvoeding kan het beste worden opgevat als een dynamisch systeem van wederzijdse beïnvloeding waardoor zowel ouders als kind veranderen in de loop van |
Junqueira
Lymfocyten | Immuuncompetente cellen die in staat zijn op lichaamsvreemde stoffen of organisme te reageren met een specifieke immunologische reactie. |
Secundaire/perifere lymfoide organen | Lymfeklieren, milt, lymfo-epitheliale organen |
Immuunreactie | Deze bestaat uit twee componenten - cellulaire afweer, waarbij T-lymfocyten transformeren tot T-lymfoblasten, die zich weer verder kunnen differentiëren tot T-effectorcellen |
Antigene determinant/epitoop | Antigenen die verantwoordelijk zijn voor het uitlokken van een immuunreactie |
IgM | In beginfase geproduceerd. Omvat 10% van de IgG’s in het plasma. Meestal in de vorm van een pentameer. |
IgG | Dit is de grootste groep die je terug vindt in het cytoplasma. En ook het enige molecuul dat de placenta kan passeren. |
IgA | Deze vind je in kleinere hoeveelheid in het plasma. Maar zit voornamelijk in speeksel en slijmvliezen van het darmkanaal, luchtwegen en urinewegen. |
IgD | Komt in combinatie voor met IgM. Over de werking van IgD is weinig bekend. |
IgE | Grote affiniteit voor Fc-receptoren op mestcellen en basofiele granulocytenen. |
Transplantatie | Autotransplantaat: van eigen weefsel Isotransplantaat: van een genetisch identiek individu Xenotransplantaat: van een ander soort |
Thymus | Een orgaan waarin T-cellen uitrijpen. Deze bestaat uit verschillende lobuli. Elke lobus bestaat weer uit een cortex en een merg gedeelte. |
Lymfeklieren | De lymfeklieren zijn opgebouwd uit een buitenste schorsgebied (lymfefollikels) en een binnenste schorsgebied (paracorticaal schorsgebied) dit grenst aan het merg. |
HEV | Hoog endotheel venule. |
Milt | Deze heeft twee functie: |
Tonsillen | Tonsillen zijn organen die bestaan uit een opeenhoping van onvolledig door een kapsel lymfoid weefsel. Ze vormen in de keelingang een ring. Die we de ring van Waldeyer noemen. |
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de VU Amsterdam - Bundel
- VU - Geneeskunde - blok 1.2.3. Hersenen & Zintuigen - Begrippenlijsten (Neuroanatomy, Histology, Psychiatrie, Human Physiology)
- VU - Geneeskunde - blok 1.2.2. - Circulatie & Volumenregulatie - Begrippenlijsten (Essential Clinical Anatomy, Histology, Human Physiology)
- BulletPoints bij Hematologie en oncologie - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- BulletPoints bij Leren Dokteren 4 - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- VU - Geneeskunde - blok 2.1.3 Groei en Ontwikkeling - Stamplijst
- Notes bij Huid & afweer - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Bouw en bewegen - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Schade, Afweer & Herstel - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Start van het leven - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Infectie en inflammatie - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Spijsvertering en stofwisseling - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Circulatie en vasculaire stoornissen - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Urologie, gynaecologie en nefrologie - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij Horen, Zien & Voelen - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Notes bij psychisch functioneren - Geneeskunde - VU (2014-2015)
- Stationstoetsen - Geneeskunde - Bundel
- Notes bij Leren Dokteren 1 - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- Notes bij Circulatie en volumeregulatie - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- Notes bij Hersenen en Zintuigen - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- Notes bij Hematologie en oncologie - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- Notes bij Leefstijl en medische interventies - Geneeskunde - VU (2013-2014)
- Samenvatting literatuur - 2.2.2 Leefstijl en Medische Interventies - VU
- Notes bij psychisch functioneren - Geneeskunde - VU (2013-2014)
Contributions: posts
Spotlight: topics
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de VU Amsterdam - Bundel
Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij de blokken van uit het oude Geneeskunde curriculum van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
11254 |
Add new contribution