Volgens Asser is rechtsgeschiedenis niet langer een middel om oplossingen te vinden voor dringen vragen, die de gehaaste rechtshelper en verschapper vandaag de dag moet beantwoorden. In de moderne rechtsontwikkeling is er geen rol van betekenis voor de rechtsgeschiedenis, deze wordt nu gestuurd door doelmatigheid en maatschappelijke relevantie. Rechtsgeschiedenis is nu enkel een concept van interesse van hobbyisten. Mocht de studie Nederlands recht worden ingekort, zal rechtsgeschiedenis al snel uit het curriculum geschrapt worden. Studenten zullen meer gebruik gaan maken van boeken over wetsgeschiedenis, ook wel de parlementaire geschiedenis. Uit de wetsgeschiedenis leer je hoe het recht was voordat de nieuwe wet van kracht werd. Deze nieuwe wet verzet bakens, waardoor de oude wet niet meer interessant is. De nieuwe regel moet immers in de praktijk worden gebracht.
Rechtsgeschiedenis speelt een nog kleinere rol in de rechtspraak. Regels worden vastgesteld, de betekenis hiervan wordt aangeduid en de beslissing volgt hieruit. Alleen de praktijkjurist die achtergronden wil weten, zal hiernaar nog onderzoek kunnen doen via de wetsgeschiedenis.
Ook in de juridische literatuur komt rechtsgeschiedenis steeds minder aan bod. Het moderne recht staat centraal. Dit vindt Asser ook terecht, want rechtsgeschiedenis levert in de praktijk geen argumenten meer op. Het is wetenschap waar je tegenwoordig niets meer aan hebt; het heeft geen toegevoegde waarde meer. Wat heb je dan nog aan de rechtsgeschiedenis? Het is immers het zicht op de maatschappij en menselijke verhouden, die bepalend zijn voor de maatschappelijke aanvaardbaarheid van rechtsregels. Maatschappelijk gezien heeft rechtsgeschiedenis haar overtuigingskracht verloren, zij heeft enkel nog een verklarende waarde.
Ons rechtsdenken is gericht geraakt op de doelmatigheid van oplossingen voor problemen waarvoor de belangenstrijd ons juristen stellen. Eisen en belangen van individuen vullen ons recht. In alle rechtsgebieden is het individu die verhaal zoekt. Iedere jurist krijgt dit dilemma gepresenteerd.
Wat moeten we nou met de rechtsgeschiedenis? Dat is de vraag die Asser zicht stelf. Hierbij komt hij tot de conclusie dat alleen rechtshistorici op het terrein van het moderne recht vooruitstrevend en veranderingsgezind kunnen zijn. Grote geleerden uit het verleden verdienen ons respect, omdat zij in hun tijd aan het recht bouwden op een wijze die niet alleen wegens het mooie stelsel en grote kennis van zaken bewondering afdwong en nog steeds afdwingt, maar omdat zij recht bouwden dat houdbaar leek, dit vanuit hun kennis en ervaring uit de praktijk. Ook wij moeten recht scheppen dat de basis zal kunnen zijn voor verdere ontwikkeling. De continuïteit van het recht moet gewaarborgd blijven, en dit kan door juist te veranderen. De continuïteit van rechtsontwikkeling moet gewaarborgd blijven, we moeten blijven bewegen en vernieuwen. De jurist moet weet hebben van de regels, maar ook van de bodem waarop deze zijn gegroeid, en dus van de rechtsgeschiedenis. We moeten weten waarom ons recht eruit ziet zoals het eruit ziet. We moeten voorkomen dat we in fouten vervallen die al eens gemaakt zijn, maar we moeten ook begrijpen hoe de regels die we nu scheppen zich verder kunnen ontwikkelen. Het verleden kan ons de toekomst wijzen.
.....read more