Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Hoe verloopt de weg van strafbaar feit tot veroordeling voor de jeugdige? - Hoofdstuk 14

In hoofdstuk 13 is de basis van het strafprocesrecht uitgelegd. In het huidige hoofdstuk wordt verder ingegaan op het strafproces van de jeugdige. Dit gebeurt door uit te werken welke regels er gelden voor de minderjarige verdachte vanaf het moment dat de politie ontdekt dat hij betrokken is bij een strafbaar feit, tot aan de tenuitvoerlegging van zijn straf. De specifieke bepalingen over het strafproces tegen minderjarige verdachten zijn opgenomen in het Wetboek van Strafvordering vanaf artikel 486 Sv.

Buiten beschouwing blijven de zware georganiseerde criminaliteit en terroristische misdrijven, waarvoor regels gelden die afwijken van het reguliere strafrecht.

Wat zijn de basisregels voor de toepassing van dwangmiddelen?

Indien de politie weet dat er een strafbaar feit is gepleegd, dan wordt er bewijs verzameld en spoort zij de verdachte op. Het Wetboek van Strafvordering (Sv) biedt de opsporingsambtenaren een aantal dwangmiddelen om de waarheid te achterhalen. Dit heten dwangmiddelen omdat het middelen zijn die bij een strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt tegen de wil van de verdachte in. Er gelden wel enkele basisregels bij de toepassing hiervan:

  1. Politie en justitie zijn gebonden aan de wet. Omdat dwangmiddelen zeer ingrijpend zijn, mogen ze alleen worden toegepast indien de wet in formele zin dit expliciet aangeeft. Het gaat dan niet alleen om de vraag welke dwangmiddelen mogen worden toegepast, maar ook in welke gevallen en door wie. Houdt de opsporingsambtenaar zich niet aan de eisen die worden gesteld in de wet, dan noemen we het verkregen bewijs ‘onrechtmatig verkregen bewijs’. Het gevolg is dat dit bewijs soms niet tegen de verdachte mag worden gebruikt. Een relevant arrest hierbij is HR Hollende Kleurling.
  2. De verdachte hoeft niet actief mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Zo kennen wij bijvoorbeeld het zwijgrecht. De verdachte hoeft dan geen antwoord te geven op gestelde vragen door de opsporingsambtenaar. Alvorens men aan het verhoor wil beginnen, dient de verdachte te worden gewezen op dit zwijgrecht. Deze melding noemen we de cautie. Is er geen cautie gegeven, dan levert gegeven informatie door de verdachte tijdens het verhoor onrechtmatig bewijs op. Dit mag dus niet tegen de verdachte worden gebruikt.
  3. Dwangmiddelen moeten noodzakelijk zijn in het belang van het onderzoek. Men moet zich bedacht zijn van het feit dat een dwangmiddel geen straf is. Dit betekent dat dergelijke middelen alleen mogen worden ingezet, indien dit voor het onderzoek noodzakelijk is.

Wat zijn de vrijheidsbenemende dwangmiddelen?

We kennen een aantal dwangmiddelen die de vrijheid van de verdachte beperken:

  • De staande houding (art. 52 Sv): hier wordt de verdachte kort opgehouden omdat hij door een opsporingsambtenaar naar zijn gegevens wordt gevraagd. Dit middel kan jegens iedere verdachte worden toegepast, dus ook op minderjarige verdachten en 12-minners.
  • Aanhouden bij ontdekking op heterdaad (art. 53 Sv): als het gaat om ontdekking op heterdaad, dan is een ieder bevoegd om de verdachte aan te houden, dus ook normale burgers. Met ontdekking op heterdaad bedoelen we het moment van de daad of onmiddellijk daarna.
  • Aanhouden buiten heterdaad (art. 54 Sv): gaat het om een aanhouding buiten heterdaad, dan mogen alleen opsporingsambtenaren de verdachte aanhouden. Bovendien moet het gaan om uitsluitend een verdenking van een misdrijf waarvoor op grond van art. 67 Sv voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook hier geldt dat dit middel jegens alle verdachten kan worden toegepast.

De aanhouding heeft als doel om de verdachte voor te geleiden aan de (hulp) officier van justitie.

Een Europese richtlijn heeft ervoor gezorgd dat er in het Wetboek van Strafvordering extra bepalingen zijn opgenomen die minderjarigen extra waarborgen biedt voor een zorgvuldig strafproces. Het gaat met name om art. 488aa Sv e.v.

Welke regels gelden voor ophouden voor onderzoek?

Het ophouden voor onderzoek (art. 56a Sv) is een middel voor de opsporingsambtenaar, om de verdachte enige tijd op te houden op het bureau om hem vragen te stellen over zijn betrokkenheid bij het strafbare feit. Voorts kan de politie maatregelen treffen in het belang van het onderzoek. Dit middel is wederom toepasbaar op alle verdachten. Gaat het om feiten waarvoor voorlopige hechtenis (vh) is toegelaten, dan mag de verdachte max. 9 uur lang worden opgehouden voor onderzoek. Is vh niet toegelaten, dan is dit max. 6 uur. Dit onderscheid geldt niet voor 12-minners. Zij mogen slechts 6 uur worden opgehouden voor onderzoek, ook al gaat het om een vh-feit. De uren tussen middernacht en negen uur in de ochtend, tellen niet mee. Noemenswaardig is overigens art. 29 Sv waar het pressieverbod is geregeld: een verklaring mag niet onder druk worden afgelegd, maar moet in vrijheid gebeuren. Met druk wordt er zowel fysieke als psychische druk bedoeld.

Welke regels gelden voor ophouden ter identificatie?

Ophouden ter identificatie (art. 56b Sv) mag niet worden toegepast op 12-minners; wel op jeugdige verdachten vanaf 14 jaar. Een verdachte is op grond van de algemene identificatieplicht verplicht om desgevraagd een geldig identificatiebewijs te tonen. Werkt de verdachte hier niet aan mee, dan kan de politie hem na afloop van bovengenoemde termijnen in verzekering stellen. Dit kan echter alleen als het gaat om een misdrijf. Indien het gaat om een overtreding, dan is de inverzekeringstelling niet mogelijk. Voor deze gevallen bestaat het middel: ophouden ter identificatie. Dit dwangmiddel kent een max. termijn van 6 uur. De uren tussen middernacht en negen uur in de ochtend, tellen niet mee.

Welke regels gelden voor in verzekering stellen?

De meeste verdachten worden na het ophouden voor onderzoek, weer op vrije voeten gelaten. De verdachte hoort later wat de officier van justitie verder met de zaak gaat doen. Verdachten kunnen echter voor langere tijd worden vastgehouden. Dit noemen we de inverzekeringstelling (art. 57 en 58 Sv). Dit gebeurt alleen als het voor het vooronderzoek noodzakelijk is. Dit middel is alleen mogelijk bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Lees art. 67 Sv goed door om te zien om welke gevallen het gaat. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt gegeven door de (hulp)officier van justitie. De termijn is drie dagen en drie nachten. Dit kan op zijn beurt weer verlengd worden. De verdachte moet wel, gerekend vanaf de aanhouding, binnen drie dagen en 18 uur worden voorgeleid aan de rechter-commissaris (art. 59a Sv). De rechter-commissaris beoordeelt of de vrijheidsbeneming rechtmatig is.

Alleen verdachten vanaf 12 jaar mogen in verzekering worden gesteld. De inverzekeringstelling gebeurt normaliter op het politiebureau. Hebben we te maken met een jeugdige verdachte, dan maakt art. 493 lid 3 Sv het mogelijk voor de jeugdige om elders te verblijven.

Gaat het om een minderjarige verdachte, dan wordt de piketdienst van de advocatuur op de hoogte gesteld van de inverzekeringstelling. Er komt een advocaat aan om juridische bijstand te verlenen.

Welke regels gelden voor voorlopige hechtenis?

Indien na de inverzekeringstelling het onderzoek dit noodzakelijk acht, dan vordert de officier van justitie bij de rechter-commissaris de inbewaringstelling (art. 63 Sv) van de verdachte. Hierdoor wordt de verdachte nog langer vastgehouden, namelijk max. 14 dagen. Gaat het om een minderjarige verdachte, dan is de rechter-commissaris een kinderrechter (art. 492 Sv). Is er behoefte aan nog meer tijd, dan kan de officier van justitie de gevangenhouding (art. 65 Sv) van de verdachte vorderen. Dit duurt max. 90 dagen. Er moet, alvorens deze termijn verloopt, een behandeling van de zaak ter zitting plaatsvinden.

We kennen ook nog de gevangenneming (art. 65 lid 2 Sv). Dit dwangmiddel zorgt ervoor dat een verdachte tijdens rechtszaak van hun vrijheid worden beroofd. Soms achten we dit noodzakelijk door bijvoorbeeld vluchtgevaar. Het is de rechtbank die over dit middel beslist. Het kent een termijn van 90 dagen.

Voorlopige hechtenis (art. 67 en 68 Sv) is de inbewaringstelling, gevangenneming en gevangenhouding samen. We zien in art. 67 Sv de misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Naast de eis van de aard van het misdrijf, moet er bovendien sprake zijn van een grond voor de voorlopige hechtenis. Welke gronden dit kunnen zijn, lees je in art. 67a Sv. Gaat het om een minderjarige verdachte dat in hechtenis is genomen, dan wordt hiervan melding gedaan door de officier van justitie aan de Raad voor de Kinderbescherming.

Voor een jeugdige dienen de bovenstaande vrijheidsbenemende middelen, als laatste redmiddel te worden gezien. Art. 493 Sv zegt ook dat de rechter ‘een zo kort mogelijke passende duur’ van de voorlopige hechtenis vaststelt. Voorts moet de rechter-commissaris bepalen of de voorlopige hechtenis kan worden geschorst (art. 493 lid 2 Sv). Indien er schorsing plaatsvindt, wordt de jeugdige in vrijheid gesteld. Een schorsing houdt in dat er wel voorwaarden aan zijn verbonden. Er is altijd sprake van een algemene voorwaarde, namelijk dat de verdachte zich weer zal melden indien de schorsing wordt opgeheven. Ook is er de mogelijkheid om als rechter-commissaris, de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Hiermee moet de verdachte instemmen. Als de verdachte zich niet netjes houdt aan de gestelde voorwaarden, dan moet hij alsnog in voorlopige hechtenis.

Wat is de dagvaarding?

Op het moment dat het vooronderzoek is afgerond en de officier van justitie besluit de zaak verder te vervolgen door de verdachte voor te geleiden aan de rechter, brengt hij een dagvaarding uit (art. 258 Sv en art. 495 Sv). Met een dagvaarding wordt de verdachte officieel opgeroepen. Voorts bevat de dagvaarding een tenlastelegging. Hierin staat voor welk strafbaar feit de verdachte wordt verdacht (art. 261 Sv). Het is vervolgens aan de rechter om op basis van de tenlastelegging tot een uitspraak te komen. 

De dagvaarding wordt aan de verdachte betekend. De ‘betekening’ houdt in dat de verdachte de dagvaarding per post ontvangt. Gaat het om een verdachte dat nog door het vooronderzoek vastzit, dan krijgt hij de dagvaarding overhandigd.

Waartoe verplicht de dagvaarding de ouders van een jeugdige verdachte?

Indien het om een jeugdige verdachte gaat, krijgen de ouders en de advocaat een afschrift van de dagvaarding (art. 504 Sv). Er staat ook dat de ouders of voogd op de zitting aanwezig moeten zijn (art. 496 Sv). Op deze verplichting zijn een aantal uitzonderingen:

  • De aanwezigheid van de ouders of voogd is volgens de rechtbank in strijd met de belangen van de verdachte.
  • De ouders zijn niet bereikbaar.
  • De belangen van de zaak verzetten zich tegen de aanwezigheid van de ouders.

Is een van de bovenstaande gevallen van toepassing, dan heeft de verdachte het recht om een vertrouwenspersoon aanwezig te laten zijn op de zitting. Is er ook geen vertrouwenspersoon, dan wordt hij bijgestaan door een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming (art. 496 Sv).

Wat is de dagvaardingstermijn?

De verdachte en zijn raadsman (de verdediging) hebben uiteraard het recht op de zaak voor te bereiden. Daarom moeten er een aantal dagen tussen de zitting en de betekening zitten. Gaat het om een zaak bij een kinderrechter, dan bedraagt de termijn drie dagen. Voor de meervoudige kamer van de rechtbank, is dit tien dagen (zie art. 499 lid 1 Sv en art. 265 lid 1 Sv).

Als het gaat om een geval van heterdaad waarbij de verdachte meteen wordt voorgeleid aan de officier van justitie en nog dezelfde dag wordt gedagvaard om ter zitting te verschijnen, dan noemen we dit snelrecht (art. 307a Sv en art. 375 Sv).

Wat zijn de absolute en relatieve competentie bij jeugdstrafzaken?

Gaat het om de vraag welk type gerecht bevoegd is, dan geven de regels van de absolute competentie daar een antwoord op. Deze bepalingen vinden we in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).

In eerste aanleg worden de strafbare feiten behandeld door de rechtbank. De strafkamer behandelt misdrijven en de kantonrechter behandelt de overtredingen (art. 45 Wet RO).

Zoals eerder vermeld, wordt een misdrijf behandeld door de strafkamer van de rechtbank. Gaat het om een eenvoudig misdrijf waarbij de officier van justitie niet van plan is om een vrijheidsstraf van meer dan 6 maanden op te eisen, dan wordt de zaak voorgelegd aan een alleensprekende rechter. Dit is de kinderrechter indien het om een minderjarige verdachte gaat (art. 495 Sv). Betreft de zaak een meerderjarige verdachte, dan noemen we deze rechter de ‘politierechter’.

Gaat het om de vraag in welke plaats de zaak behandelt moet worden, dan geven de regels van de relatieve competentie daar een antwoord op. Deze bepalingen kunnen we vinden in art. 2 Sv en verder. Twee uitgangspunten zijn de woon- of verblijfplaats van de verdachte, en de plaats waar het strafbare feit is gepleegd. Een indeling van de gemeente onder het werkgebied van een rechtbank en gerechtshof, kun je vinden op www.rechtspraak.nl.

Wat zijn de kenmerken van een jeugdzitting?

Er zijn speciale regels in het leven geroepen als het gaat om een minderjarige verdachte. Deze zijn te vinden in het Sv.

Wat houdt verschijningsplicht in?

Er kan door de meerderjarige verdachte altijd een keuze worden gemaakt tussen het wel of niet verschijnen op de zitting. Deze keuze heeft een minderjarige verdachte niet. Hij moet dus verschijnen (art. 495a lid 1 Sv). Verschijnt de jeugdige verdachte van een misdrijf niet ter zitting, dan wordt de behandeling uitgesteld. De rechter gelast voorts de medebrenging van de verdachte.  

Wat houdt behandeling achter gesloten deuren in?

Iedere rechtszaak moet in principe in het openbaar worden behandeld. Dit is om de rechterlijke macht goed te kunnen controleren. Gaat het om een jeugdstrafzaak, dan gebeurt dit achter gesloten deuren. In dit geval weegt de privacy dus zwaarder dan de openbaarheid (art. 495b lid 1 Sv). Hier kan een kleine uitzondering op worden gemaakt, zie art. 495b lid 2 Sv. Let wel op: de zitting wordt achter gesloten deuren uitgevoerd. De rechterlijke uitspraak is gewoon openbaar.

Hoe wordt een raadsman toegevoegd?

De minderjarige verdachte krijgt bij feiten die door de rechtbank worden berecht, op het moment dat de dagvaarding is uitgebracht, automatisch een raadsman toegewezen (art. 491 lid 1 Sv). De advocaat van een jeugdige tot 16 jaar kan zelfstandig de rechten van zijn cliënt uitoefenen (art. 503 Sv).

Hoe is de zitting geregeld?

Tijdens de zitting zitten voor in de zaal drie of meer in toga geklede functionarissen: de kinderrechter, de griffier en de (jeugd)officier van justitie. Tijdens de zitting draait het om de vraag of de rechter wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Daarom vormt de tenlastelegging als het ware het hart van de strafzaak. Een zitting volgt de volgende stappen:

  1. De zitting begint met het uitroepen van de zaak door de deurwaarder. De rechter vraagt de verdachte naar zijn persoonsgegevens, waarna de rechter hem vervolgens wijst op zijn zwijgrecht.
  2. Als de zitting is geopend, begint de officier van justitie met het voorlezen van de tenlastelegging.
  3. De rechter ondervraagt de getuigen, de deskundigen en de verdachte. Getuigen en deskundigen verklaren als zij zijn opgeroepen voor de zitting. Alvorens ze een verklaring afleggen, worden zij beëdigd. Indien het om meerdere getuigen gaat, moeten ze buiten wachten en één voor één verklaren zodat ze niet worden beïnvloed.
    • Er is overigens ook nog het verschoningsrecht. Sommige getuigen kunnen niet gedwongen worden om een verklaring te geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de echtgenoot/ geregistreerde partner van de verdachte, en de bloed- en aanverwanten van de verdachte in de rechte lijn en in de zijlijn tot in de derde graad. Bovendien kunnen ook bepaalde functionarissen met een beroepsgeheim, het verschoningsrecht uitoefenen.
    • Als er ook nog een slachtoffer in het spel is, dan kan hij zich voegen aan de strafzaak. Dit met het oog op een eventuele schadeclaim van het slachtoffer. Als het gaat om een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld, heeft het slachtoffer een spreekrecht (art. 302 Sv). Dit recht geldt ook voor minderjarige slachtoffers vanaf 12 jaar of nog jongere slachtoffers als zij hiertoe in staat zijn. Ouders en voogden kunnen namens hun kinderen tot 12 jaar het spreekrecht uitoefenen. Ten slotte hebben ouders ook zelf het spreekrecht (art. 51e Sv). 
  4. Vervolgens houdt de officier van justitie zijn requisitoir. Hij sluit dit af met de eis.
  5. Hierna wordt er een pleidooi gehouden door de raadsman en de verdachte. Zij reageren hierin op wat er tot nu toe is gezegd. Als de verdediging met nieuwe punten komt, dan kan de officier van justitie hierop reageren. Na de eventuele reactie van de officier van justitie, kan de raadsman het weerwoord houden.
  6. Het is nu aan de verdachte om het laatste woord te geven. Deze mogelijkheid bieden is voor de rechter verplicht. De verdachte is echter niet verplicht om daadwerkelijk gebruik te maken van het laatste woord.
  7. Daarna sluit de rechter de zaak.
  8. Als het om een alleensprekende kinderrechter gaat, dan wordt vaak meteen na de zitting uitspraak gedaan. Gaat het om een meervoudige kamer, dan dient er eerst overleg plaats te vinden (raadkameren). Als de uitspraak niet onmiddellijk na de zitting volgt, wordt er medegedeeld op welke dag de uitspraak bekend zal worden gemaakt.

Wat is de beraadslaging en de uitspraak?

De rechter moet een aantal vragen beantwoorden voordat hij tot een uitspraak komt. We vinden deze vragen terug in het Sv. We kunnen de vragen onderscheiden in vier formele vragen en vier materiële vragen. Bij de formele vragen gaat het nog niet om de inhoud van de zaak. Deze vragen staan in art. 348 Sv en luiden als volgt:

  1. Is de dagvaarding geldig?
  2. Is de rechter bevoegd?
  3. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk? Met andere woorden: mag het OM de verdachte vervolgen? Zie hiervoor de artikelen 68 Sr, 70 Sr en 77d Sr. 
  4. Is er een reden om de vervolging te schorsen?

Als de bovenstaande vragen bevestigend kunnen worden beantwoord en er geen redenen zijn om de zitting te schorsen, gaan we over op de materiële vragen. Nu pas kijkt de rechter naar de inhoud van de zaak. De vier materiële vragen vinden we in art. 350 Sv en luiden als volgt:

  1. Is het ten laste gelegde feit bewezen? Met andere woorden: is er voldoende wettig en overtuigend bewijs geleverd door het OM.
  2. Is het feit strafbaar? We moeten hier kijken of het ten laste gelegde feit wel onder een strafbepaling valt. Ook kijken we naar de aanwezigheid van een eventuele rechtvaardigingsgrond.
  3. Is de dader strafbaar? Hier gaat het om de aanwezigheid van een eventuele schulduitsluitingsgrond.
  4. Welke straf of maatregel moet de veroordeelde worden opgelegd? Zie hiervoor art. 9a Sr.

Hoe zijn het hoger beroep en cassatie geregeld?

Hoe is het hoger beroep geregeld?

Is de verdachte of de officier van justitie het niet eens met de uitspraak, dan hebben ze beiden het recht om in hoger beroep te gaan. Bij het hoger beroep, wordt de zaak opnieuw behandeld. Wil men in hoger beroep tegen uitspraken van de kantonrechter of van de rechtbank, dan dient dit te gebeuren bij het gerechtshof. Zie voor de termijnen art. 408 Sv en voor de procedure art. 404 Sv en verder. De uitspraak in hoger beroep kan twee kanten op gaan:

  1. Het vonnis in eerste aanleg wordt (gedeeltelijk) vernietigd en er komt een nieuw vonnis.
  2. Het vonnis in eerste aanleg wordt (gedeeltelijk) bekrachtigd.

Wordt er hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kinderrechter, dan wordt deze behandeld door gewone raadsheren van het hof. De speciale regels die dienen ter bescherming van de jeugdige blijven alsnog gelden (art. 501 Sv).

Hoe is cassatie geregeld?

Indien men het nog steeds niet eens is met de uitspraak van het hoger beroep, kan cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld. De Hoge Raad concentreert zich wel slechts op de juridisch-technische kant van het verhaal (er wordt dus alleen maar gekeken naar ‘schendingen van het recht’ en ‘verzuim van vormen’). Er wordt dus niet meer gekeken naar inhoudelijke feiten. Zie voor de termijnen art. 432 Sv en voor de procedure art. 427 Sv en verder. Cassatie is echter niet mogelijk indien de verdachte is vrijgesproken (art. 430 Sv).

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
WorldSupporter and development goals:
Statistics
1175