Casus
In 1960 gold in de Europese Gemeenschap de regel dat lidstaten in het onderlinge verkeer geen nieuwe in- of uitvoerrechten mochten invoeren of bestaande rechten mochten verhogen. Dit had als doel om het vrije verkeer van goederen binnen de EG te stimuleren. De regel was neergelegd in art. 12 van het toenmalige EG-verdrag. Vervoersbedrijf Van Gend en Loos importeerde uit Duitsland in september 1960 goederen, waarover door de belastingdienst 8% invoerrechten werd geheven, terwijl dit volgens Van Gend en Loos maximaal 3% had mogen zijn. Van Gend en Loos maakte een zaak aanhangig voor de zgn. Tariefcommissie, die over dit soort zaken oordeelde.
De Tariefcommissie zag zich geplaatst voor de lastige vraag, of aan bepaalde artikelen van het EG-verdrag directe werking kan worden verbonden. Directe werking brengt met zich mee dat personen (dus ook de rechtspersoon Van Gend en Loos) rechtstreeks een beroep kunnen doen op wetsartikelen uit een verdrag.
De Tariefcommissie legde de zaak voor aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg.
Rechtsvraag
Kan aan art. 12 toenmalig EG-verdrag directe werking worden ontleend?
HvJ
Het Hof concludeerde dat het oogmerk van het EG-verdrag, het instelling van een gemeenschappelijke markt, rechtstreeks betrekking heeft op de ingezetenen van de EG. Dat brengt mee dat het EG-verdrag méér is dan een overeenkomst die slechts wederzijdse verplichtingen schept tussen de lidstaten. De ingezetenen werken mee aan de EG en haar werkzaamheden, onder andere door te gaan stemmen voor het Europees Parlement. Bovendien werd door art. 177 van het toenmalige EG-verdrag gestreefd naar zoveel mogelijk eenheid in de interpretatie van het EG-verdrag door de lidstaten. Deze omstandigheden wezen er volgens het Hof op dat de lidstaten ervan uit zijn gegaan dat de gelding van het gemeenschapsrecht door hun ingezetenen voor het Hof van Justitie kan worden ingeroepen. Het Hof redeneerde dat dit met zich mee bracht, dat de EG in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormde. Ten gunste van deze nieuwe rechtsorde leverden de lidstaten een deel van hun soevereiniteit in en zijn niet slechts de lidstaten, maar ook de ingezetenen gerechtigd om een beroep te doen op het recht van de EG.
Dit alles overwegend, concludeerde het Hof dat, omdat het gemeenschapsrecht ook verplichtingen ten laste van de ingezetenen in het leven roept, de EG ook gerechtigd is om rechten te scheppen die de ingezetenen uit eigen hoofde konden inroepen. Dit geldt zelfs indien het betreffende artikel geen expliciete bepaling bevat die zegt dat het directe werking heeft. Dit zou volgens het Hof met name het geval zijn wanneer een artikel een duidelijke en onvoorwaardelijke verplichting jegens de overheid in het leven roept om iets na te laten.
Oefenvragen bij het arrest Van Gend & Loos
De arresten Gend & Loos en Costa/ENEL zijn van belang voor het Nederlandse staatsrecht, omdat:
a. Hierin is bepaald dat de rechten die zijn opgenomen in het EVRM in het Nederlandse recht zowel op interne als rechtstreekse werking toekomt.
b. Hierin is bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het laatste woord heeft over zowel de uitlegging van het EVRM als de geldigheid van handelingen van EU-instellingen.
c. Hierin is bepaald dat EU-recht automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde en bij eventuele strijd met Nederlandse wetgeving voorrang heeft.
d. Hierin is bepaald dat Nederland een dualistisch uitgangspunt dient in te nemen ten aanzien van de doorwerking van bepalingen van internationaal recht.
Vraag 2
Uit het arrest Van Gend en Loos (HvJ EG 5 februari 1963, zaak 26/62, Jur. 1963, 8) blijkt dat het EU- recht:
a. rechtstreeks doorwerkt in het Nederlandse recht op grond van artikel 93 en 94 GW voor zover het EU-recht een ieder verbindende bepalingen bevat;
b. onderdeel vormt van een autonome rechtsorde en daarom rechtstreeks, los van de nationale (grond)wet, doorwerkt in het recht van de lidstaten;
c. de grondslag biedt voor de mogelijkheid van een rechtstreeks beroep bij het Hof van Justitie tegen een uitspraak van de hoogste nationale rechters in de lidstaten voor zover de zaak over EU-recht gaat;
d. onmiddellijk van toepassing is in de gehele Europese Unie, ongeacht of het een regel betreft die is neergelegd in een verordening, richtlijn, besluit, aanbeveling of advies.
Vraag 3
Bepalingen van de verdragen betreffende de Europese Unie hebben in Nederland verbindende kracht omdat een daartoe strekkende bepaling in de Grondwet te vinden is.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist.
Vraag 4
De uitspraak in het Van Gend & Loos-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is vooral van belang in dualistische stelsels.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist.
Antwoorden oefenvragen bij het arrest Van Gend & Loos
1. C
2. B
3. B
4. A
Add new contribution